“Put your money where your mouth is”
Het gaat voorjaar 2018 economisch prima met Nederland. Alle indicatoren staan positief. Maar op de salarisstrook is er nog maar weinig van te merken. Cao’s komen moeizaam tot stand. Eind mei 2018 dreigen er acties bij de Rijksoverheid. Zullen die dan de doorbraak brengen?
De economische crisis heeft te lang geduurd. Bedrijven teerden in op hun reserves en haalden allerlei strapatsen om bij orders die ze dan nog wel kregen, arbeidskrachten te werven tegen de laagste prijs. Werknemers wrongen zich in allerhande bochten om een plekje op de arbeidsmarkt te behouden, tegen concurrentie uit Oost-Europa in. ZZP-er, ‘payroller’, uitzendkracht, in bijna alle gevallen tegen slechtere voorwaarden dan de cao. Het resultaat vertaalt zich in het aandeel van huishoudens in het nationale inkomen. Dat daalt en bevindt zich nu op het niveau van 2007, van vóór de crisis.
De crisis heeft ook zijn sporen nagelaten op de sociale infrastructuur en bij de verschillende partijen daarbinnen. Binnen de bouwnijverheid zijn bijvoorbeeld de instituten voor vakopleiding en arbeidsomstandigheden door de werkgevers per 1 januari 2016 kortzichtig gesloopt. Hoewel het herstel zich al aandiende. Nu is er een schreeuwend tekort aan vaklieden. En maken de toegenomen aantallen ongevallen, zelfs met dodelijke afloop – 20 in 2017 - de bedrijfstak niet aantrekkelijker.
Wantrouwen
Het belangrijkste is dat het wantrouwen tussen de sociale ‘partners’ in de polder enorm is toegenomen. Terwijl er nu alle aanleiding is weer tot een groot sociaal akkoord te komen. Het benutten van kansen die de internationale groei biedt, is gebaat bij redelijk vreedzame arbeidsverhoudingen. Bovendien behoeven de ambities van het kabinet op het terrein van de klimaatdoelstellingen - ‘Parijs’, afbouw van de Groningse gaswinning - samenlevingsbrede investeringen. Chagrijn in de polder is daarbij contraproductief.
In de bouwnijverheid lijkt het wantrouwen enigszins te zijn overwonnen. Er is half april een cao gesloten met 5,35% loonsverhoging, verdeeld over 2 jaar, gelijk loon voor uitzendkrachten én – belangrijker nog – “bedrijven en vakbeweging slaan de handen ineen om nieuwe werknemers aan te trekken”.
In andere sectoren blijft het overleg stroef gaan. Op de bagage-afhandeling op Schiphol na zijn er sindsdien nog geen aansprekende resultaten geboekt. Niet voor leerkrachten, buschauffeurs, Defensie-personeel, noch rijksambtenaren. Overal gaat het om meer dan salarisverhoging. In bijna alle gevallen spelen allerlei secondaire sector-specifieke arbeidsvoorwaarden, zoals ‘plaspauzes voor buschauffeurs’ ook een rol. De pensioenregelingen zijn een algemeen strijdpunt. In de bouw heeft men dit onderwerp eensgezind op het bordje van het kabinet gelegd. De sociale partners gaan gezamenlijk optrekken voor een pensioen na 45 dienstjaren…
Het overleg over een ambtenaren-cao lijkt in een impasse te zitten. De bonden verwijten de minister van BZK dat ze onderhandelaars zonder mandaat aan tafel plaatst. Steeds wordt uitstel gevraagd. Nu tot de presentatie van de Voorjaarsnota, die uiterlijk 1 juni naar de Kamer gaat. De urgentie van een nieuwe rijks-cao wordt daarentegen groter. Steeds meer ‘oudere werknemers’ verlaten de overheid, het aantal vacatures stijgt snel, de concurrentie op de arbeidsmarkt neemt – vanwege de economische groei – toe. De bouwwerkgevers hebben eerder dit jaar hun knopen geteld. Het wordt tijd dat het kabinet dit ook doet. En zelf consequenties trekt uit haar oproep dat het goed is voor de economie als de lonen stijgen. Hoewel het minder makkelijk als de bouw het pensioenvraagstuk kan doorschuiven. “Put your money where your mouth is”. Als je niet door de arbeidsmarkt daartoe wil worden gedwongen.
Op 31 mei 2018 vindt er in Rotterdam een demonstratie plaats in het kader van het FNV Offensief tegen flexwerk en een hogere AOW-leeftijd. Wordt het feest? Of een oproep ‘door te gaan met de strijd’?
Jeroen Sprenger
Eerder gepubliceerd in Argus, Jaargang 2, nr 31, 29 mei 2018