De kleine wereld van
Jeroen Sprenger


Kleurrijk mozaïek van Joodse gemeenschap in Brielle

Van Den Briel of Brielle kennen we weinig meer dan  de overwinning van de Watergeuzen op de Spaanse landvoogd Alva in 1572. “Op 1 april verloor Alva zijn bril” hebben de geschiedenisboeken van de lagere school ons geleerd. Sinds kort weten we meer. Zoals dat vanaf het eind van de 17de eeuw Joden zich in het straatbeeld mengen. Aanvankelijk louter op de markten. Maar later ook als poorter, waar ze met horten en stoten een toevoeging gaan vormen aan de Brielse gemeenschap. Dankzij jarenlang intensief en precies onderzoek is Riet de Leeuw van Weenen erin geslaagd van hen een kleurrijk mozaïek te vormen.


Zo’n veertig jaar geleden, begin jaren ’80, is Riet de Leeuw van Weenen met verzamelen begonnen op basis van de verhalen van haar ouders – Jan en Nel van der Hoek-Eland – over onderduikers die ze tijdens de bezettingstijd in huis hebben. Zij houdt haar kennis niet voor zich. Integendeel, er komt een stroom aan publicaties op gang, te beginnen met Joods leven in Zuidland, dat in 1991 verschijnt. Daarop volgt in 1998 Matsewa over de Joodse begraafplaatsen op Voorne-Putten, Geervliet en Zuidland. Veel archiefonderzoek en gesprekken later met mensen die over het Joodse leven van vóór 1942 kunnen vertellen, is dan nu ‘haar levenswerk’ verschenen. Op haar website Joodsleven in Brielle zijn die verhalen terug te vinden.
In 1699 komt de marskramer Elias Jacobsz naar Brielle, een plaats op het Zuid-Hollandse eiland Voorne-Putten, die vanaf dan regelmatig langs de huizen en op de markten zijn goederen probeert te slijten. Sinds 27 november 1700 is er echter niets meer van hem vernomen. Er zijn wel enkele navolgers maar niet tot genoegen van het lokale bestuur. Vanaf 1710 krijgen Joden geen toestemming meer op de dagmarkten te komen. Komen ze toch dan lopen ze het risico te worden opgepakt.

"Eenige gegoede Joden"

Ondanks verboden en andere vormen van tegenwerking mijden Joden Brielle niet. In 1756 verzoeken “eenige gegoede Joden” het stadsbestuur verlof zich blijvend in de stad te mogen vestigen. Dat verzoek wordt uiteindelijk ingewilligd. Vleeshouwer Meijer Abraham is de eerste Jood die van de mogelijkheid gebruik maakt. Bij de toekenning van het poorterschap en het afleggen van de poorters eed wordt de mogelijkheid geboden zich voor zes gulden per jaar vrij te kopen voor dienst bij de schutterij.

Minutieus beschrijft De Leeuw van Weenen de lotgevallen van de eerste Joodse poorters. Pesterijen en discriminatie in alle soorten en maten zijn hun deel. Maar tegen de verdrukking in blijven Joden naar de stad trekken, zodat er in de periode 1782 tot 1942 zelfs sprake is van een onafgebroken aanwezigheid van Joodse families in de vesting Brielle, die geleidelijk aan ingroeit in de plaatselijke bevolking.

Aanvankelijk vormen Joden een relatief zelfstandige natie binnen de gemeente, maar vanaf de Franse tijd – 1795 tot 1813 – worden Hollandse Joden “Joodse Hollanders”. De positie van Joden wordt onder het Koninkrijk Holland van Lodewijk Napoleon gelijkwaardig aan die van andere ingezetenen. Ze krijgen dezelfde burgerrechten. Dat uit zich ook in de komst van eigen gebedsruimten en begraafplaatsen. In 1749 trouwt Jacob Thijs met Catharina Leenarts nog in een Rooms-katholieke kerk, vanaf 1807 kan dat in de synagoge van Heenvliet, vanaf 1818 ook in Brielle.

Begraven in eigen grond kan al eerder. Tot 1780 laten Joden van Voorne-Putten zich begraven In Rotterdam. Daarin komt verandering als in 1781 in Geervliet een stuk grond beschikbaar komt. De begraafplaats daar krijgt een streekfunctie voor Joden van andere Zuid-Hollandse eilanden als Hoekse Waard en Goeree-Overflakkee. Uiteindelijk komt er in 1888 ook een begraafplaats in Zuidland. Het aardige van de aanpak van Riet de Leeuw van Weenen is, dat ze tussen de hoofdlijnen van haar verhaal door af en toe een wetenswaardig zijweggetje bewandeld. Zoals dat over de aarde die bij een begrafenis over de kist wordt gestrooid. Dat zand is afkomstig uit het Heilige Land en wordt door pelgrims aangevoerd.

Joodse gezinnen wonen tussen christelijke ingezetenen. Er zijn zakelijke contacten, er ontstaan ook hechte vriendschappen. Er groeit een rijk Joods verenigingsleven, waarin de bestuursfuncties vanuit enkele families worden vervuld. Dubbelfuncties doen zich daarbij veelvuldig voor.
In 1795 schetsen Betje Wolff en Aagje Deken het leven van Joden in het volgende gedicht:

Hoe zuchtte ons menschelijk hart tot God,
om ’t al te deerniswekkend lot
Der schaamle Joden en Jodinnen!
Als ze ademloos en boven kracht
Al hijgende, de zwaarste vrucht
Rondsleepten, om hun brood te winnen!

... PvdA-prominent Job Cohen, een nakomeling van Salomon Hartog Cohen (1751-1824), afkomstig uit de omgeving van Düsseldorf, die zich in 1798 in Brielle vestigt...

Joods in christelijke omgeving

Daarin komt vanaf de Franse tijd enige verandering. Joden gaan dan ook in het plaatselijke verenigingsleven meedraaien, zoals bij de vrijwillige brandweer. Daaraan zijn wel wat problemen verbonden. Zo spijbelt Abraham Levie van den Berg bij de oefeningen die op zaterdag – sabbath - worden gehouden. Zo doet hij ook niet mee aan het blussen van de brand van zijn eigen woning, die op een zaterdag in 1874 uitbreekt. Buren helpen uiteindelijk de brand te blussen.

De extra waarde voor een Joodse genealoog zit in de verhalen over Joodse families, niet alleen over de “welgestelden” die een vooraanstaande rol spelen in het gemeenschapsleven, maar ook van de “sloebers”, die moeite hebben met het de eindjes aan elkaar te knopen. Onder het motto “eens Briellenaar, altijd Briellenaar” volgt ze enkele van die families ook als ze uit Brielle verhuizen. Zo komen we ook de PvdA-prominent Job Cohen tegen, die een nakomeling is van Salomon Hartog Cohen (1751-1824). Salomon, afkomstig uit de omgeving van Düsseldorf, vestigt zich in 1798 in Brielle, waar hij in 1803 vleeshouwer wordt. Zo’n 40 andere personen en families krijgen net als de familie Cohen een korte beschrijving.

Een andere aardigheid biedt het boek voor alle genealogen in de vorm van overzichtelijke kadertjes door het hele boek heen, waarin uitleg wordt gegeven van bepaalde Hebreeuwse termen en specifieke of ingewikkelde situaties. Vaak vind je die bij andere auteurs in het notenapparaat verstopt, maar hier vlak bij de plaats waar die het eerst meest relevant is. Daarnaast verschaft Riet de Leeuw van Weenen lijstjes met functionarissen in de synagoges, zoals voorzangers en onderwijzers. Ze geeft daarmee de indruk met haar boek tegemoet te komen aan de kritiek die ze zelf in de loop der jaren heeft ontwikkeld op andere studies van Joodse gemeenschappen.

Er wordt in het boek recht gedaan aan de rol van Joden in de samenleving. Na een moeizaam begin voelen zij zich thuis en veilig binnen de wallen van de vestingstad. Daaraan komt een abrupt einde op 28 oktober 1942. Het trammetje van 5 uur brengt de laatste Joden over de Spijkenisserbrug naar Rotterdam, van waar verder transport richting Westerbork en vernietigingskampen volgt. Het betekent het einde van de Joodse gemeenschap in Brielle. Na de bevrijding zal die niet terugkeren. Dankzij activiteiten in het kader van het rechtsherstel hebben tal van voorwerpen een plaats in een museum kunnen krijgen, zodat de herinnering blijft bestaan.

Het slot van het boek biedt een staalkaart aan – na de oorlog opgetekende - herinneringen van Briellenaren aan Joodse inwoners, die de oorlog niet hebben overleefd. Het motto daarvan: “Zij hoorden bij ons en wij bij hen”. Het versterkt het beeld dat Riet de Leeuw van Weenen wil vestigen dat de Joodse gemeenschap uiteindelijk een geïntegreerd deel van de Brielse samenleving is geworden.

Jeroen Sprenger


September 2022
__________

BESPROKEN BOEK

Riet de Leeuw van Weenen-Van der Hoek, Joods leven binnen de vesting Brielle, 1699-1942, Zij hoorden bij ons en wij bij hen, Zuidland 2022, ISBN 9789 0903 60591, te bestellen via de website voor € 24,90 inclusief verzendkosten, 505p