De kleine wereld van
Jeroen Sprenger

Joodse elite bereikt voor de oorlog ‘ongekende hoogte op de sociale ladder’

Bespreking proefschrift Nieuwe kansen, oude belemmeringen. Patronen van sociale mobiliteit en integratie onder de Joods-Nederlandse elite, 1870-1940 van Sietske van der Veen

Villa De Wildzangk in Wassenaar van de familie Van den Bergh-Willing

In juni 1935 vindt er een groots tuinfeest plaats op het landgoed De Wildzangk te Wassenaar. Het is een benefietfeest voor het Werkdorp van de Palestina Pioniers in de Wieringermeer waar jongeren – onder wie gevluchte Duitse Joden – zich voorbereiden op een toekomst in Palestina. Gastvrouw is Betsy van den Bergh-Willing. Het feest duurt maar liefst vijf dagen en krijgt ruimschoots aandacht in de media. De opening wordt verricht door Minister van Arbeid Slotemaker de Bruïne en kent onder meer optredens van Louis Davids. Twee van de feestdagen worden afgesloten met een vuurwerkshow.

Unileverconcern

Betsy (1867 – 1946) trouwde in 1887 met Sam van den Bergh (1864 – 1941) de margarinefabrikant uit Oss, mede grondlegger van het Unileverconcern en liberaal politicus. Twee jaar na het uitbundige feest, ze zijn dan vijftig jaar getrouwd, blikt hij terug op de sociale ontwikkeling van zijn familie. “We hebben een ongekende hoogte bereikt op de sociale ladder, hoger dan ik ooit heb kunnen dromen”.
In haar proefschrift legt Sietske van der Veen uit dat Van den Bergh niet alleen de opgang van zijn eigen familie bedoelt, maar ook die van veel andere Joodse families in de Nederlandse politieke, financiële en culturele elites. Zij maken tussen 1870 en 1940 een aanzienlijke opwaartse ontwikkeling door.

Nieuwe kansen, oude belemmeringen

Sietske van der Veen, postdoctoraal onderzoeker bij de Universiteit van Amsterdam, is op 31 mei 2024 gepromoveerd aan de Rijksuniversiteit Utrecht op het proefschrift Nieuwe kansen, oude belemmeringen. Patronen van sociale mobiliteit en integratie onder de Joods-Nederlandse elite, 1870-1940. Daarin volgt zij meer dan zevenhonderd ‘prominente’ Joodse Nederlanders die tussen 1850 en 1920 zijn geboren. Het is een eerste poging op grotere schaal te analyseren hoe de positie van Joodse leden van de hogere middenklasse veranderde vanaf het midden van de negentiende eeuw tot aan de Duitse bezetting.

Emancipatiedecreet

In de Franse tijd kwam er een eind aan de segregatie van de Sefardische en Asjkenazische gemeenschap. Het Emancipatiedecreet uit 1796 hief de beperkingen op van woonplaats en uitoefening van bepaalde beroepen. Ook kunnen ze in overheidsfuncties gaan vervullen. Joden benutten de burgerlijke vrijheden. Mannen mogen stemmen en kunnen zich laten verkiezen. Ze werden een integraal onderdeel van de samenleving. De eerste Joden dienen zich vanaf dan aan in verschillende vertegenwoordigende organen, zoals gemeenteraden. Wel blijft nog tot de grondwet van Thorbecke (1848) de semi-zelfstandigheid in religieus opzicht.

De emancipatie is een geleidelijk en tweezijdig proces. Naast de algemene maatregelen van de overheid maken Joden in de middenklassen hun eigen keuzes. Onderling stoppen de Asjkenazim met het Jiddisch als voertaal en stappen ze over op het Nederlands. Ze sturen hun kinderen naar de openbare school en later naar de universiteit. Dergelijke keuzes verkleinen de afstand met andere bevolkingsgroepen en dragen in aanzienlijke mate bij aan de integratie in de samenleving als geheel. Wel groeit de afstand tussen de Portugese en de Nederlands-Israëlitische (Asjkenazische) gemeenschap, de onderlinge banden verzwakken.

Ontkerkelijking en gemengde huwelijken

De hele samenleving profiteert van zowel de onderwijsvernieuwing als de economische opleving sinds de industrialisatie. De combinatie van al deze ontwikkelingen leiden tot een groeiende ontkerkelijking, gemengde huwelijken met niet-Joodse partners en een toenemend aantal van ‘drie-dagen-Joden,’ zij die slechts op Joodse feestdagen de synagoge bezoeken. Maar men maakt zich niet volledig los van de Joodse achtergrond. Zoals de familie Van den Bergh demonstreert met hun inspanningen voor Joodse goede doelen zoals het Wieringse Werkdorp.

Aletta Jacobs

Aletta Jacobs, cartoon, als studente in Groningen

Vrouwen groeien mee in deze ontwikkeling. Maar ervaren wel een ‘dubbele last’ van het Joods én vrouw zijn. Bij de feministische beweging aan het begin van de twintigste eeuw zijn veel Joodse vrouwen betrokken. Zij ijveren voor Algemeen Kiesrecht dat ook voor vrouwen geldt. Onder hen Aletta Jacobs (1854–1929), de eerste vrouwelijke arts. De schrijfster Marianne Philips (1886 –1951) ondervindt die dubbele last als ze gaat trouwen met Sam Goudeket (1886 –1979). Beiden zijn actief in de sociaaldemocratische beweging. Zij krijgt boosaardige reacties omdat ze besluiten niet in sjoel te trouwen. Daarop reageert Philips laconiek: ‘Een vrouw heeft geen eigen plaats binnen het Jodendom.’

Marianne Philips:... Een vrouw heeft geen eigen plaats binnen het Jodendom...

De maatschappelijke vernieuwingen geven Joden volop kansen buiten hun traditionele sectoren zoals het geldwezen en de handel. Aan de universiteiten kiezen ze vaak voor medicijnen en rechten.

Sociale gezondheidszorg

In de sociale gezondheidszorg zijn veel Joodse artsen werkzaam. Onder hen Aletta Jacobs met een praktijk in Amsterdam. Zij was een groot pleitbezorger van geboorteplanning. Tevens konden armere vrouwen gratis bij haar terecht voor medisch advies. Een pionier in de volksgezondheid is Samuel Sarphati (1813 – 1866) wiens naam blijvend aan tal van voorzieningen in Amsterdam is verbonden. Zijn werk wordt voortgezet door Louis Heijermans (1873-1938) die in 1902 directeur wordt van de GGD. Hij richtte zijn aandacht in het bijzonder op de effecten van huisvesting en arbeidsomstandigheden voor de gezondheid van arbeiders. Hij was ook een van de mensen achter de oprichting van het sanatorium Zonnestraal in Hilversum waarvoor in de kring van de Algemene Nederlandse Diamantbewerkersbond (ANDB) met Henri Polak (1868-1943) als voorzitter de fondsen bij elkaar bracht.

Grote feesten in Wassenaar

Bij sociale opgang hoort ook het verlaten van de grote stad naar rustiger plaatsen. Het echtpaar Sam van den Bergh-Willing geeft zijn grote feesten in Wassenaar. Het echtpaar Sam Goudeket-Philipsen verhuist naar Naarden, het echtpaar Henri Polak- Nijkerk gaat naar Laren. Het antisemitisme dat ze in hun jeugd nog hebben ervaren, lijkt ver achter hen te liggen.

Marianne Philipsen schrijft in 1936 dat in haar jeugd rondom de eeuwwisseling “iedereen meende dat het probleem van het semitisme was opgelost. Maar nu wordt het antisemitisme weer openlijk uitgedragen. Het probleem is weer terug. We moeten er allemaal krachtig stelling tegen nemen.”
________________________________________

Jeroen Sprenger

Dit verhaal is eerder gepubliceerd op  De Vrijdagavond van 14 juni 2024

Besproken werk: Sietske van der Veen, Nieuwe kansen, oude belemmeringen. Patronen van sociale mobiliteit en integratie onder de Joods-Nederlandse elite, 1870-1940, Engelstalig proefschrift, Utrecht, 31 mei 2024.