De Roomsche Journalist
Willem Sprenger (1916-1979)
Mijn vader, Willem Sprenger, journalist van de Volkskrant, is op 30 januari 1979 overleden.
Een terugblik op zijn leven en loopbaan is te vinden op de website Correspondentie van een correspondent.
Op deze pagina worden ter herdenking van zijn overlijden in 1979, inmiddels 40 jaar geleden, eraan toegevoegd het gedicht De Roomsche Journalist, dat zowel in ernst als in ironie op zijn lijf geschreven had kunnen zijn.
En enkele overlijdensberichten uit de Volkskrant, waaraan hij meer dan 30 jaar verbonden is geweest.
Anton van Duinkerken Ballade van den roomschen journalist Aan den heer C. Vos, uitgever van den bundel ‘Kruis of Munt?’ door Franz von Oldenburg-Ermke. Ik koos het allerlaagste lot Uit levens lompe loterij: Ik licht de domme menschheid bij Op haren weg naar God. Het economisch evenwicht, De buitenlandsche politiek, De liberale beursrubriek En het modern gedicht, De manslag en de maan-eclips De neushoorn met het kropgezwel, De loonsverlagingen bij Lips, De brand der carroussel En al wat elkendeen verrast Is mij de grauwe daag'lijkschheid: Het universum is maar wijd Voor wie er slecht op past, Doch ik, op mijn redactie-stoel Moet ieder uur een wereld zien: Een moordtuig en een vliegmachien Verwekken 't eendere gevoel |
|
|
|
Dat het nu eenmaal zoo moet zijn En hier omlaag niet anders kan. Daar trek ik een salaris van Voor dertig dagen chaggerijn. De jongste maat is eigenwijs, Omdat hij idealen voedt, De baas, die hem betalen moet, Integendeel is grijs. De chef gaat naar den grijzen kant En slijt zijn kleeren tot den draad, Want hij zingt daaglijks in de krant Den lof der Roomsche daad. Hij noemt zich trotsch een oude rot Der Roomsche troefjournalistiek, Daar zit, zegt hij, in 't vak muziek En 't is de wil van God. Van kruistocht, kerkvoogd, kathedraal Viert hij het eeuwfeest mooi op tijd, In twee kolommen Roomsche taal - (De drukpers is gewijd). Zijn ochtendstondsche leekenpreek Wordt onderbroken door een vloek, Als ik het telefoonboek zoek Of iets te hardop spreek. 't Verzoek hem niet te hinderen Ligt hem bestorven op de tong Hij heeft slechts anderhalven long En negen kinderen. |
|
|
|
Wat spreekt gij hem van ‘kruis of munt’? Hij waagt in 't heilige bedrijf De weinig adem voor zijn lijf, Die de directie hem vergunt. Wanneer de baas een toespraak houdt Geeft hij den chef een compliment. Verdiensten worden graag erkend Maar schaarsch beloond met goud. Dat kan er trouwens moeilijk af En waardeloos is 't aardsche slijk Als ik naar de belooning kijk Aan d' overzij van 't graf. Soms sterft een oude journalist. Dan schrijf ik bij mijn boterham Een stichtend In Memoriam: ‘Ofschoon reeds d' ingewijde wist Dat hij den laatsten tijd verzwakt En vaak bedleeg'rig was, toch zal Dit onverwachte sterfgeval Ontroering wekken. Eenmaal zakt Voor ieder onzer het gordijn (De wereld is een schouwtooneel) Maar met zijn bovenaardsche deel Zal hij gelukkig zijn.’ Zoo spel ik bij een anders baar Mijn lot en voel mij levenszat. Dit is om twee uur kant en klaar Voor 't avondblad. |
|
|
|
De rhythmus van mijn harteklop Gaat met het drukpers-tempo mee: Om tien minuten over twee Neem ik de markten op. En 't laatste werk van elke week Na 't keuren van de bioscoopm Is mijn gewone Zondagspreek Over de deugd van hoop. |
|
Anton van Duinkerken, in: De Gemeenschap. Jaargang 8, 1932
Pseudoniem van Wilhelmus Johannes Maria Antonius Asselbergs, geboren 2 januari 1903 te Bergen op Zoom, overleden 27 juli 1968 te Nijmegen
Franz von Oldenburg-Ermke. - ‘Kruis of Munt?’, 1934