Frederik Willem Sprenger
160 jaar geleden geboren
Op 1 januari 1852, nu 160 jaar geleden, is Frederik Willem Sprenger geboren in het Evangelisch-Lutherse gezin van Johann Heinrich Sprenger en Maria Christina Doncker. Ondanks deze afkomst en ondanks de belofte aan het sterfbed van zijn moeder dat hij Luthers zou blijven, is hij de stamvader geworden van de katholieke tak van de Amsterdamse Sprengers. Zijn aanstaande vrouw Elisabeth Maria Magtilda Sluijter wil namelijk pas zijn huwelijksaanzoek aanvaarden als hij ermee instemt dat de eventuele kinderen rooms worden opgevoed. Dat doet hij en dan staat niets meer een huwelijk op 20 december 1876 in de weg. Hij blijft de belofte aan zijn moeder trouw, blijft Luthers, hoewel niet echt praktiserend, maar spoort tegelijkertijd zijn kinderen aan de roomse catechismusles te volgen.
Frederik Willem is het vijfde kind van smid Johann Heinrich en timmermansdochter Maria Christina. Eerder zijn er 2 zusters geboren, van wie er één kort na de geboorte overlijdt, en 2 broers. Na hem komen er nog een broer en zus. Maar ook die zus sterft jong, op 2- jarige leeftijd. Zijn vader is in 1810 in Essen (Noordrijn Westfalen, Duitsland) geboren en op 18-jarige leeftijd naar Amsterdam gegaan. Hij vindt als smidsleerling werk op Oostenburg, een van de Oostelijke eilanden, waar Paul van Vlissingen enkele jaren eerder met steun van koning Willem I een reparatiewerkplaats is begonnen voor stoommachines van de Amsterdamse Stoombootmaatschappij. Die voor Nederland nog volledig nieuwe bedrijvigheid heeft meer jonge buitenlandse werklieden gelokt, onder meer uit Engeland. Dertien jaar later, Johann Heinrich is dan 31 jaar, trouwt hij met de 11 jaar jongere Maria Christina Doncker, een dochter van de uit Tiel afkomstige timmerman Jan Doncker en de Amsterdamse Jacoba de Ruyter. Door gedoe met de Essense autoriteiten komen zijn papieren zo laat in Amsterdam, dat hun eerste dochter, Jacoba Cornelia Maria, dan al is geboren.
Vader Johann Heinrich overlijdt in 1861. Zijn kinderen zijn dan nog jong. Moeder Maria Christina staat er alleen voor. Zij weet met behulp van steun van de Evangelisch-Lutherse Huiszittenhuizen het hoofd boven water te houden. Ook de oudste dochter helpt mee in het huishouden. De jongens kiezen al spoedig voor het vak van hun vader. Ze worden metaalbewerker of smid. De oudste zoon, Jan Karel Christoffel (1845) bouwt in de jaren zeventig van de 19de eeuw in Rotterdam mee aan de Willemsbrug over de Maas. Jacobus Cornelis Wilhelm (1847) gaat als smid vrijwillig het leger in. Hij meldt zich in 1866 bij het Koloniaal Werfdepot in Harderwijk en wordt in 1869 naar Indië uitgezonden. Vier jaar later, 26 jaar oud, overlijdt hij in Batavia. Frederik Willem vervult zijn militaire dienst van 1872-1876 bij de zeemilitie. Dat is bepalend voor zijn loopbaan, hij blijft varen en wordt machinist op de grote vaart. Van de jongste broer, Jan Hendrik, is geen beroep bekend. Hij komt na het overlijden van moeder Maria Christina in 1869 onder de hoede van het Luthers Weeshuis. Wat later komt hij in Frederiksoord terecht. Daarna ontbreekt elk spoor van hem.
Als zijn moeder overlijdt, is Frederik Willem 17 jaar oud. Zijn oudste zuster, die kort na het overlijden van haar vader is getrouwd met de Belgische muzikant Joannes Franciscus Collignon (1825-1868) is dan net weduwe. Zij neemt hem tot hij in militaire dienst gaat in huis op. Misschien ziet zij in haar jonge broer een goede hulp bij de opvoeding van haar drie jonge kinderen, die 1 tot 7 jaar oud zijn. Tijdens zijn diensttijd krijgt hij kennis aan Bets Sluijter, dochter van Hermanus Sluijter en Alida Schutter. Haar ouders hebben een kleermakerswinkel en een stoffenkraam op de Nieuwmarkt. Bets heeft een kraam voor geëmailleerde potten en pannen. Eenmaal uit dienst besluiten ze te trouwen.
Al snel dient zich, heet van de beddenplank, de oudste zoon aan, Wilhelmus Antonius Hermanus (20-09-1877), terwijl vader op zee is. Naar verluidt is hij dan in de Egyptische havenstad Alexandrië. Er zullen er na hem nog 8 kinderen volgen, 4 meisjes en 4 jongens. Van de meisjes overlijden er 3 al betrekkelijk snel, van de jongens één. Het varen is niet alleen ongewis, maar ook niet zonder gevaren. Bij een schipbreuk moeten de bemanningsleden ratten braden om in leven te blijven, totdat ze door een Chinees schip worden opgepikt. Maar het brengt ook spanningen met zich mee voor het gezinsleven, zoals blijkt uit de aanklacht wegens desertie. Kort na het overlijden van de nog maar net geboren Antonius Johannes Wouterus (1884-1885) monstert Frederik Willem aan op de Prins Frederik voor een reis onder gezagvoerder Graadt van Roggen naar Java, tegen een gage van 25 gulden per maand. Als het schip op 31 oktober 1885 vertrekt is Frederik Willem echter niet aan boord. Hij heeft wel twee dagen eerder zijn uitrusting en gereedschappen aan boord gebracht, de eerste 25 gulden ontvangen en is toen naar huis gegaan. Naar aanleiding hiervan wordt hij aangeklaagd voor desertie. Uit de processtukken is de toedracht af te leiden. “Op 29 October l.l. heeft hij zijn gear aan boord van ’t Stoomschip Prins Frederik gebracht, en is zonder weer van boord gegaan; doch heeft op 30 October ’s avonds huiselijke oneenigheden gehad, is aan ’t drinken geraakt en is op 31 October l.l. toen ‘t Schip van hier vertrok, niet aan boord geweest en vernam ’s middags dat het Schip vertrokken was; en heeft hij de 25 gulden verteerd in zijn huishouden.” De aanklager eist een celstraf van 1 maand en een boete van 10 gulden. Niet duidelijk is of de eis door de rechter is overgenomen.
Waarschijnlijk heeft Frederik Willem geprobeerd daarna een baan aan de wal te krijgen. Van december 1888 tot april 1889 werkt hij in het psychiatrisch ziekenhuis Meerenberg in Santpoort, maar niet helder is wat hij daar heeft gedaan. Is hij onderhoudsman, werkzaam in de machinekamer? Om Bets in de huishouding enigszins te ontlasten wordt dochter Bertha al 6 weken na de geboorte in 1891 opgenomen in het gezin van zus Mie Sluijter die getrouwd is met de vethandelaar Johannes Engelbertus Antonius van Vilsteren. Bertha heeft een darmaandoening en haar verzorging is moeder Bets, die zelf een beetje met haar gezondheid sukkelt, dan teveel. Als Bertha weer is aangesterkt zegt vader Frederik Willem tegen zijn zwager en schoonzus: "Jullie hebben het leed met Bertha gedeeld, nu mogen jullie ook het lief met haar delen". Bertha groeit dus op in het redelijk vermogende gezin van Tante Mie. In tegenstelling tot haar broers krijgt zij een voor die tijd "nette" opvoeding; zij gaat onder andere op Franse les. Later, in 1924, trouwt ze met de blinde pianoleraar en beiaardier Willem Créman, die zich ontwikkelt tot de stadsbeiaardier van Zwolle en Kampen.
Tante Mie en Oom Johannes van Vilsteren spelen ook een belangrijke rol in de loopbaan van Wim, de oudste zoon. Hij komt in dienst van de vetsmelterij en ontwikkelt zich daar zo goed dat hij zijn oom als directeur kan opvolgen. De vetsmelterij gaat dan verder onder de naam Hollandse Vetsmelterij (HVS). De andere drie zonen van Frederik Willem gaan iets doen in de metaal, zoals vader en grootvader. Joop wordt pakkistenmaker, Frans elektromonteur bij de vuilverbranding en Antoon aanvankelijk loodgieter. De vier broers trekken betrekkelijk veel met elkaar op. Ze vestigen zich allen vlak bij elkaar in de Volewijck in Amsterdam-Noord; Wim op het Spreeuwenpark, Joop op de Havikslaan, Frans op de Meeuwenlaan en Antoon eerst Eksterstraat en later op de Adelaarsweg. Frans en Antoon trouwen met de uit Zeeland afkomstige zusjes Anna en Maria Voet, wat de onderlinge band alleen maar hechter maakt.
Frederik Willem maakt maar weinig mee van de ontwikkeling van zijn kinderen. Hij overlijdt in 1916, 64 jaar oud, in zijn huis in de Marnixstraat. Bets trekt naar verloop van tijd in bij zoon Joop, als hij in 1922 voor de tweede keer weduwnaar is geworden, om voor zijn kinderen te zorgen.
In de omgang is Frederik Willem niet erg spraakzaam. Een enkele keer spreekt hij over zijn oudste zuster Jacoba en over haar man, de muzikant Collignon. Ook broer Jan Karel Christoffel komt wel eens ter sprake. Ogenschijnlijk is dat niet vreemd, want de andere zijn of al overleden of, zoals Jan Hendrik buiten beeld geraakt. Maar contact heeft hij nauwelijks met zijn zus, die in 1909 overlijdt, en zijn broer, die in 1931 overlijdt, laat staan met hun kinderen. De vraag rijst of het te maken heeft met zijn belofte aan Bets om zijn kinderen een roomse opvoeding te geven.
Frederik Willem is vader van 9 kinderen, van wie er 5 zijn getrouwd en met elkaar 15 kleinkinderen hebben voortgebracht. Die hebben samen voor 41 achterkleinkinderen gezorgd. Een onnauwkeurige telling leert dat het aantal achterachterkleinkinderen meer dan 30 bedraagt. Het aantal achter- achter-achterkleinkinderen is inmiddels boven de 10 gestegen. Het oudste kleinkind, zoon van Joop en naar opa Frederik Willem vernoemd, emigreert in 1952 met zijn gezin naar Canada. Diens zoon Henny gaat werken voor een staalbedrijf, dat onder meer in 1976 betrokken is bij de bouw van de CN Tower, de zendmast voor tal van televisie- en radiostations, in Toronto. Met zijn 533m is het een van de hoogste gebouwen van de wereld. In de voet van de antenne op de top zou Henny de naam Sprenger hebben laten graveren. Het is maar één van de vele stempeltjes die het nageslacht van de bescheiden zeeman Frederik Willem heeft gedrukt.
__________
Gepubliceerd op 1 januari 2012